Opdracht 7

Leg bij de volgende stellingen DUIDELIJK uit of je het eens of oneens bent.
(Ik vind... omdat...)

 

Stelling 1: Ik wil nu niet over orgaandonatie nadenken, dat doe ik later wel.

Stelling 2: Mensen die zelf geen donor zijn, moeten onderaan de wachtlijst komen als ze zelf een orgaan nodig hebben.

Stelling 3: Mensen die zich aanmelden als donor moeten een beloning krijgen.

Stelling 4: Mensen moeten in de toekomst verplicht laten weten of ze wel of niet donor willen zijn.

Stelling 5: Ik wil niet dat een misdadiger mijn organen krijgt.

Stelling 6: Als ik dood ben, mogen ze alles van me hebben.

Stelling 7: Iedereen moet automatisch als donor geregistreerd worden.

Stelling 8: Alle leerlingen moeten op school voorlichting krijgen over donor- en weefseldonatie.

Stelling 9: Als iemand 30.000 euro betaalt voor één van mijn nieren, verkoop ik er één.

Stelling 10: Als mijn ouders, broer of zus alleen kan blijven leven als hij of zij een nier van mij krijgt, dan zou ik zeker een nier afstaan.

Stelling 11: Rokers en andere mensen die ongezond leven, verdienen het niet om een donororgaan te krijgen.