Kustvormen:
Invloed van de zee en golven:
• Hoogte van de golven is afhankelijk van de kracht van de wind.
• Bij het naderen van de kust neemt de golflengte af en golfhoogte neemt toe (heeft te maken met de oplopende kust).
• De zee en golven zorgen voor zowel afbraak als opbouw van de kust. (erosie en sedimentatie)
Er zijn verschillende kustvormen met een eigen ontstaansgeschiedenis. Het ene type ontstaat door het rijzen van de zeespiegel of het dalen van de continentale korst: het onderlopen van de kustlijn. Een ander type kust ontstaat juist door de daling van de zeespiegel of oprijzen van de landmassa’s. Weer een ander type kust kan ontstaan wanneer nieuw land wordt opgebouwd door vulkanen of lavastromen, door de uitbouw van rivierdelta’s of de groei van koraalriffen.
Een aantal kustvormen:
• Riakust = kust met diepe baaien als resultaat van het onderlopen van landmassa’s. Dit land was doorsneden door rivierstromen.
• Fjordkust = steile kustvorm met zeer diepe, steile baaien. Deze baaien zijn vroeger uitgesleten door het ijs en later door een stijgende zeespiegel ondergelopen.
• Schoorwal kust (Duinkust) = het land verheft zich langzaam omhoog. De kust loopt langzaam op. Door de golfslag wordt zand meegevoerd en in langgerekte strandwallen, schoorwallen, voor de kust neergelegd. Als de strandwallen geruime tijd droog blijven kan er duinvorming optreden.
• Delta-kust = de rivier bouwt een delta op aan het meegevoerde sediment.
• Estuarium = trechtervormige riviermonding, uitgeschuurd door getijdenbewegingen, waar zoet rivierwater en zout zeewater vermengd worden en zodoende brak water ontstaat. Vb. Schelde.