Opbrengsten

 

Opbrengsten

 

De opbrengsten op het melkveebedrijf bestaan uit:

   melkopbrengst,

   omzet en aanwas,

   overige opbrengsten.

 

Melkopbrengst

Het grootste deel van de opbrengsten van een melkveebedrijf bestaat uit de opbrengsten van de melk. Elk melkveebedrijf in Nederland heeft een melkquotum. Dit bestaat uit een vastgestelde melkhoeveelheid, aangegeven in kg melk, en de vetreferentie. Dit laatste is het maximale vetpercentage dat bij de vastgesteld hoeveelheid melk geproduceerd mag worden. Als het vetgehalte boven de vetreferentie komt, dan volgt er een korting op de hoeveelheid melk.

 

Melkprijs 

De volgende factoren hebben invloed op de uit te betalen melkprijs:

   negatieve grondprijs en daarnaast uitbetaling voor vet en eiwit;

   kwantumtoeslag bij > 700 000 kg melk, bijvoorbeeld € 1,13 per 100 kg melk;

   heffingen Productschap voor Zuivel, ca. € 0,09 per 100 kg melk;

   zomerkortingen en wintertoeslag.

 

De opbouw van de melkprijs zie je in onderstaande melkafrekening . Hier zie je ook de zaken die je kunt beïnvloeden

 

Aan Campina-Melkunie wordt 1,14 maal zoveel zomermelk als wintermelk geleverd. Voor de invoering van het toeslag-en-kortingsysteem was dat 1,31 zoveel. In Ierland werd in 1986 nog twintig maal zoveel zomermelk

als wintermelk geleverd. In Nieuw-Zeeland wordt op sommige plaatsen in de winter helemaal geen melk verwerkt.

 

De toeslag in de winter is bijvoorbeeld € 3,16 per 100 kg melk, de zomerkorting is € 1,81 per 100 kg melk. Melkfabrieken willen een ‘vierkante’ aanvoer: een constante aanloop gedurende het hele jaar. Het gaat dan natuurlijk weer om de vet- en eiwithoeveelheden.

 

Vragen:

1.  Wat bedoelen we met negatieve grondprijs?
2.  Waarom krijg je 's zomers een korting en 's winters een toeslag op de melkprijs?
3.  Waarvoor wordt de heffing PZ (productschap Zuivel) gebruikt?


melkafrekening

opdracht 1 melkopbrengsten

 

Omzet en aanwas

 Omzet = verkoop van vee − aankoop van vee.

 De bedrijven worden steeds meer gesloten. Dat betekent dat er steeds minder aankoop plaatsvindt.

 Verkoop bestaat uit uitstoot en uitval. Uitstoot vindt plaats wanneer de veehouder dat wil en voor prijzen die

de markt op dat moment biedt. Uitval is niet te voorzien en de opbrengstprijs is nul of zeer laag.

 

Aanwas = de waarde van het vee op de eindbalans − de waarde van het vee op de beginbalans.

 

 Opdracht 4:  Aanwas berekenen

  

Van een bedrijf met een roodbonte veestapel met een gespreid afkalfpatroon zijn de volgende gegevens bekend:

Beginbalans                             eindbalans

aantal melkkoeien                                 68                               75

aantal stuks vaarskalveren                    18                                18

aantal stuks pinken 1-2 jaar                   16                                18

aantal vaarzen > 2 jaar                          1                                    4

 

Bereken met behulp van KWIN de aanwas.

 

Opdracht 5:  Omzet berekenen

Zoals in de vorige leereenheid is aangegeven,is de omzet gelijk aan de verkopen min de aankopen.

Van het bedrijf uit opdracht 4 is verder gegeven:
 In het boekhoudrapport staat dat er 4 melkkoeien voor de slacht zijn verkocht; 30 stierkalveren en 12 vaarskalveren.
Bereken m.b.v. KWIN de omzet op dit bedrijf.  Bereken daarna de omzet en aanwas.