1.6 Beplantingen en dode materialen

Als een tuin moet worden veranderd of gerenoveerd dan moet het volgende geïnventariseerd worden:

Blijvende beplanting
De blijvende (te handhaven) beplanting moetje eerst inmeten en daarna inteken op het veldwerk. De ontwerper weet nu waarmee hij rekening moeten houden bij het maken van het ontwerp. Niet alleen de plaats waar de te handhaven beplanting staat, maar ook de afmeting en omvang moet de ontwerper weten. Bij de inventarisatie moet je dus ook de afmeting opnemen. Bijvoorbeeld: in een nieuw aan te leggen tuin staat een monumentale Beuk. De klant wil deze boom beslist sparen en wil graag dat de ontwerper rekening houdt met deze boom. Als jij deze tuin moet inventariseren moetje de beuk intekenen op de veldwerk. Op een bijlage, indien er op de veldwerk onvoldoende ruimte is, moet je verder nog de volgende dingen over deze te handhaven boom opschrijven:

 

 

Verplantbare en te verwijderen beplanting
Om een juiste begrotingspost -opschonen van het terrein te kunnen begroten, moet je weten hoeveel beplanting er moet worden ontruimd. Je moet dan ook bij het inventariseren opnemen de hoeveelheden (m2, st of m3) die moeten worden ontruimd. De beplanting die nog verplantbaar is, en dus her te gebruiken, moet je ook inventariseren. De maker van het beplantingsplan kan deze gegevens weer verwerken in het beplantingsplan.

Je kunt plantmateriaal wat herbrukbaar is, opkuilen op een plek in het werkobject. Voordeel is geen transport van beplanting, Nadeel is dat het mogelijk is dat dit materiaal bij de aanleg in de weg ligt. Een andere optie is elders opkuilen.

 

Dode materialen
In het terrein aanwezige dode materialen moetje als volgt inventariseren:

Uiteraard moeten de hoeveelheden af te voeren (op te schonen) dode materialen ook worden geïnventariseerd.