Hieronder vind je de volgende informatie:
1. Wat zijn leeruitkomsten?
2. Wat is de rol van leeruitkomsten in de blauwdruk?
3. Waarom werken we met leeruitkomsten?
4. Welke onderdelen zitten in een leeruitkomst?
Definitie leeruitkomst
Een leeruitkomst geeft aan wat de student of afgestudeerde daadwerkelijk kan in termen van beroepsprestaties. Leeruitkomsten beschrijven wat een student wordt geacht te weten, te begrijpen en te kunnen toepassen na afronding van een leerperiode en heeft een substantiële omvang.
Leeruitkomsten beschrijven de uitkomst of het resultaat van een leerproces. Leeruitkomsten beschrijven wat een student wordt geacht te weten, te begrijpen en te kunnen toepassen na afronding van een leerperiode en heeft een substantiële omvang. Een leeruitkomst geeft aan wat de student of afgestudeerde daadwerkelijk kan in termen van beroepsprestaties. De leeruitkomst bestaat uit een beschrijving en een specificering in beschreven criteria (Bron: Avans onderwijsmodel).
Een leeruitkomst geeft een duidelijke omschrijving van een beroepsprestatie (analyse, advies, ontwerp, fabricaat, handeling) die iemand levert. Daarmee toont iemand een stukje van de beroepsbekwaamheid aan. De leeruitkomst omschrijft NIET de beroepsopdracht, hoe je de beroepsprestatie eigen maakt. Dit om te zorgen dat er meerdere mogelijkheden zijn om de beroepsprestatie te realiseren. Met andere woorden, om te zorgen dat het onderwijs leerwegonafhankelijk is.
hebben geleerd en meer ruimte te bieden voor differentiatie en flexibiliteit, is het van belang dat opleidingen worden omschreven in termen van leeruitkomsten (Rinnooy Kan, 2014, p.8).
Leeruitkomsten beschrijven het gedrag, vaardigheden en kennis die een student dient aan te tonen. De weg om daar te komen kan op verschillende manieren ingevuld worden. Door leeruitkomsten (…) te beschrijven wordt het mogelijk een diversiteit aan flexibele leerwegen te realiseren en tegelijkertijd te waarborgen dat studenten voldoen aan dezelfde eisen qua inhoud en niveau (Rinnooy Kan, 2014, p.20). Kortom: door standaardisering van de lat aan het einde, is er ruimte voor flexibilisering in de weg er naartoe.
...
Vijf onderdelen in de LU |
Waarom dit onderdeel in de LU? |
Waar helpt dit onderdeel later bij? |
Beroepsprestatie of -product in de vorm van het zichtbare gedrag/product/dienst in de context van de beroepspraktijk.
Actie die iemand heeft uitgevoerd en beheerst (gedrag) in de vorm van actieve werkwoorden |
Het verwoorden van de beroepsprestatie maakt inzichtelijk aan welk stukje van de beroepsbekwaamheid de student werkt met deze leeruitkomst.
Het verwoorden van leeruitkomsten in actieve werkwoorden is van belang om bij de toetsing helderheid te hebben in wat je de student ziet doen, wat de student daadwerkelijk kan. Voorbeelden van vage werkwoorden zijn werkwoorden zoals inzien, begrijpen, de betekenis kennen etc. |
Het verwoordt welk stukje van het beroep de student aantoont met deze leeruitkomst.
Daarnaast geeft het richting/ handvatten om de toetsvorm te bepalen.
De uitleg moet voor zowel student als examinator helderheid geven in wat er van de student verwacht wordt.
|
HBO-niveau De doelen van de opleiding m.b.t. vakinhoud en HBO-niveau. |
Alle LU’s samen moeten alle doelen van de opleiding (eindkwalificaties) omvatten. Zo ontstaat een samenhangend curriculum dat de student opleidt in beroepspraktijk X naar Ad- of Ba-niveau. Ook als de student één of enkele modules volgt, voor het geval dat de student later alsnog een getuigschrift wil behalen. |
Om als team het overzicht te houden of alle LU’s samen alle eindkwalificaties bevatten. Dit is een van de eisen die de NVAO (2015) stelt. |
Inhoud/onderwerp |
Om te komen tot een handeling in de beroepspraktijk (hogere orde leren), zijn kennis en vaardigheden nodig (lagere orde leren). Deze kennis en vaardigheden zijn bij veel opleidingen landelijk vastgelegd in een body of knowledge en skills (BOKS).
|
Voor lerenden is dit van belang om te expliciteren omdat je, als je nieuw bent in een vakgebied, dit zelf niet kunt overzien. Dat maakt zelfs dat je je eigen competenties kunt overschatten. Dit wordt ook wel het Dunning-Kruger-effect genoemd.
Deze stap helpt bij het formuleren van toetscriteria. |
Standaarden/ methoden Welke actuele kaders, richtlijnen, professionele normen en wetgeving gebruikt dienen te worden en (actuele) vakliteratuur. |
Het opleidingsprofiel waarin de eindkwalificaties worden beschreven wordt meestal om de zoveel jaar geactualiseerd. Zodoende kan het zijn dat bepaalde ontwikkelingen in beroep en vakgebied daarin niet zijn meegenomen. Standaarden / methoden zegt ook iets over hoe je vindt dat de weg tot het komen van de beroepsprestatie aangepakt moet worden. |
Deze constateringen kunnen meegenomen worden naar het landelijk overleg bij de herziening van het opleidingsprofiel. De beoordelingscriteria rondom de onderbouwing van het product. |
Scope/context |
Onderscheid te maken in welke context je een vaardigheid moet kunnen toepassen en met welke moeilijkheidsgraad. Soms komen inhouden van een LU tussen twee opleidingen sterk overeen maar blijkt uit de context dat de toepassing in de praktijk verschilt. |
Dit helpt bij het valideren van eerdere leerervaringen. |
[1] Gebaseerd op Formuleren van leerdoelen / SNRO instituut.
OF DEZE TEKST
Leeruitkomsten formuleren is een heel belangrijke stap, hierin omschrijf je wat de student moet kennen en kunnen om de module of het module-onderdeel af te kunnen sluiten. In termen van kennen en handelen wordt per leeruitkomst of module-onderdeel aangegeven wat het niveau van toetsing is. De formulering wordt gedaan m.b.v. het Tuning-model:
Er is voor het formuleren een handleiding geschreven en deze vind je onderaan deze pagina.
De NVAO stelt de volgende kwaliteitseisen aan leeruitkomsten (NVAO, 2015).