Driehoeken

Driehoeken I..........................................................................................................................................................

Een driehoek is een vlak figuur met drie hoeken en drie zijden.
Je ziet driehoek ABC.
In plaats van driehoek ABC schrijf je ook wel ΔABC.

De zijden van de driehoek zijn AB ,BC en AC.
De hoeken van de driehoek zijn / A, / B en / C.
In iedere driehoek geldt dat de drie hoeken samen 180º zijn.

 

Voorbeeld

Van de driehoek ABC is / A = 132º en / B = 20º.
Hoe groot is / C ?

/ C = 180º - 132º - 20º = 28º

Gelijkbenige driehoek ...........................................................................................................................................

Gelijkbenige driehoek

Een gelijkbenige driehoek is een driehoek met:

  • twee gelijke zijden
  • twee gelijke hoeken
  • één symmetrieas

De symmetrieas gaat door de tophoek.

 

Voorbeeld

Driehoek PQR is een gelijkbenige driehoek.
De tophoek / R = 52º.
Bereken / P en / Q.

/ P en / Q  zijn samen 180º - 52º = 128º
Driehoek PQR is een gelijkbenige driehoek, dus / P = / Q.

/ P = / Q = 128º : 2 = 64º

 
 

Gelijkzijdige driehoek ............................................................................................................................................

Gelijkzijdige driehoek

Een gelijkzijdige driehoek is een bijzondere gelijkbenige driehoek.

Een gelijkzijdige driehoek heeft:

  • drie gelijke zijden
  • drie gelijke hoeken
  • drie symmetrieassen
  • een draaihoek van 120º

De drie hoeken van een gelijkzijdige driehoek zijn elk 180º : 3 = 60º

Rechthoekige driehoek ...........................................................................................................

Rechthoekige driehoek

Een rechthoekige driehoek is een driehoek waarvan
één van de hoeken 90

 

 

 

Voorbeeld

Driehoek ABC is een rechthoekige driehoek met  / A = 90º en / B = 42º.


Hoe groot is / C ?

/ C = 180º - 90º - 42º = 48º